Interview met Raphael De Cock, multi-volksmuzikant
8 april 2011
Momenteel loopt in de culturele centra een zeer boeiende voorstelling met Italiaanse volksmuziek. De voorstelling Muntagna Nera van GRAIN DE LA VOIX is in de maand april te zien in Aalst (8/4), Antwerpen (9/4), Mechelen (16/4), Genk (21/4) en Leuven (22/4). Een van de muzikanten is de Antwerpse volksmuzikant Raphael De Cock (o.a. GRIFF), een jongeman met een zeer grote bagage aan traditionele volksmuziek uit alle windstreken. Tijd voor een boeiend gesprek…
Je treedt in deze periode op met een zeer interessant project rond muziek van Italiaanse gastarbeiders ‘Muntagna Nera’ van Grain de la Voix. Vertel daar eens wat meer over.
Grain de la Voix, het ruwe in de stem, is bekend van avontuurlijke en onconventionele opnames en concerten met polyfone en mediterrane muziek. Voor Muntagna Nera hebben ze zich vastgebeten in de volksmuziek uit Italië die door de mijnwerkers na WOII mee naar Limburg werd gebracht. Tussen 1978 en 1983 was er in Genk de populaire muziekgroep Muntagna Nera, bestaande uit Limburgse Italianen, die hun traditionele muziek brachten. Björn Smeltzer van Grain de la Voix zocht de leden van deze muziekgroep op en bracht hen terug samen voor dit unieke project. De zangers en muzikanten van toen, oorspronkelijk uit verschillende regio’s -Calabrië, Sicilië, Abruzzo, Sardinië, Puglia, Lucania, Campania- maar allemaal opgegroeid en doorwinterd in de mijnstreek, beklimmen voor de gelegenheid opnieuw het podium en brengen hun meest pakkende nummers samen met de zangers en muzikanten van Grain de la Voix. Het resultaat is zeer boeiend en authentiek.
Worden de verhalen achter de zangers ook verteld?
Er wordt niet alleen gezongen, Muntagna Nera is ook een multi-mediaproject waarin de verhalen van de zangers worden geprojecteerd. Ik ben van deze verhalen geschrokken. België heeft deze mensen gekocht van Italië in ruil voor geld of steenkool. Ze kwamen terecht in barakken waarin de oorlogsgevangenen hadden gezeten. Ze werden de eerste jaren heel ongastvrij behandeld. In cafés vond je bijvoorbeeld bordjes ‘honden en Italianen niet toegelaten’. Ik wist niet dat het zo erg was.
Hoe verliep de samenwerking tussen de Limburgse zangers en de mensen van Grain de la Voix?
Björn Schmelzer is de artistieke leider van Grain de la Voix. Hij koos ervoor om de muziek zo authentiek mogelijk te laten klinken. Dat betekent dat er ook met de traditionele Italiaanse instrumenten wordt gewerkt,. Voor de Italiaanse zangers was dat soms wat vreemd, want zij waren gewoon hun favoriete muziek bijvoorbeeld te horen op cassetjes met begeleiding van synthesizers en drums, moderne instrumenten in plaats van de antiekere varianten die we in Muntagna Nera gebruiken. Björn wil de muziek zo authentiek en mooi mogelijk laten klinken, zoals het anderhalve eeuw geleden geklonken zou hebben, en dus moest er natuurlijk heel wat gerepeteerd worden.
Hoe kom jij bij Grain de la Voix terecht en wat doe jij in deze voorstelling?
Het is de eerste keer dat ik meedoe met Grain de la Voix. Ik ontmoette Björn een jaar of 7 geleden vanuit onze gezamenlijke passie voor Sardijnse polyfonie. Hij maakte toen een thesis over de versiertechnieken in die polyfonie. Hij vroeg me of ik zin had om mee te doen met dit project. Ik voelde me meteen thuis in de groep. Ik zing vooral mee met de Sardiniërs en doe wat achtergrondzang in andere stukken. Ik speel ook Italiaanse mondharp en tamboerijn.
Ik heb de indruk dat er de laatste jaren meer toenadering is tussen de oude klassieke muziek en de volksmuziek, klopt dat?
Er zijn binnen de klassieke muziek 2 scholen: de ene wil alles op een zeer geschoolde manier doen, zoals in het conservatorium wordt aangeleerd, de andere school staat open voor kruisbestuiving en integratie. Het klopt dat folk- en jazzmuzikanten daarbij meer worden betrokken. Bij Grain de la Voix doet bijvoorbeeld ook accordeoniste Anne Niepold mee. Haar kwam ik ook tegen in het project MELANCHOLIA van Thomas Baeté dat overlaatst in AMUZ, een centrum voor oude muziek in Antwerpen werd uitgevoerd. Zij vertegenwoordigde er de jazzkant en ik de volksmuziek. We brachten er bijvoorbeeld een middeleeuws Italiaans luitstuk samen met de chatkan, een traditioneel Siberisch instrument dat gebruikt wordt bij het vertellen van heldenverhalen. De klank van de 2 instrumenten paste heel goed bij elkaar. Als je je dan allebei aanpast, dan kan je er een heel mooi verhaal mee weven. Balfolkmuziek is misschien wat minder geschikt voor dit soort crossovers, maar er is heel wat volksmuziek in Europa die zich hier goed toe leent.
Hoe ben jij bij de traditionele muziek terechtgekomen?
Mijn vader was geïnteresseerd in heel veel soorten muziek, zoals bijvoorbeeld ook Griekse muziek. Mijn moeder hield veel van flamenco. Als kind was ik altijd al wat met muziek bezig thuis, met een blokfluit of een kleine metalofoon. Op een gegeven moment hoorde ik op de radio een fragment uit Dranouter Folk, een programma over de Uilleann pipes, de Ierse doedelzak. Ik was er direct verliefd op. Na een paar maanden kreeg ik een CD met Ierse muziek met Uilleann pipes cadeau en ben ik het instrument gaan bespelen. Van daaruit heb ik andere traditionele volksmuziek ontdekt.
Ik merk in je verhaal een zekere gelijkenis met het verhaal van Toon Van Mierlo?
Inderdaad, er is een grote gelijkenis en interactie. We studeerden allebei biologie op de universiteit in Antwerpen. Toon zat 2 jaar lager dan ik. Ik voelde me zowat een eenzaat met mijn rare muziek, totdat ik hoorde dat er 2 medestudenten naar Dranouter Folkfestival gingen. Ik kende dat festival niet echt en vroeg hen of ik mee mocht. Ik was toen bezig met de groep KEUKOJOEN met o.a. Sacha Van Loo waarmee we wereldmuziek brachten. En zo kwamen Toon en Joep Fourneau, de andere biologiestudent, op een keer mee naar een repetitie en achteraf begonnen we te jammen. Toon speelde toen nog vooral hobo. Ik speelde al pipes en vanalles, was bezig met Corsicaanse muziek, Tuvaanse keelzang, Zweedse en Finse muziek. We hadden met KEUKOJOEN een ethno muziekkamp meegedaan in Falun, Zweden . Na deze ontmoetingen met Toon is hij zich ook nòg meer in folkmuziek gaan verdiepen.
Ben jij als bioloog afgestudeerd?
Jawel. Ik ben zelfs doctor in de biologie. Ik maakte een doctoraat over ‘Vuurvliegjes en glimwormen’. Ik werk nog steeds als vrijwilliger mee aan congressen hierover. Maar ik zie als bioloog werken in het buitenland niet zitten, want dan gooi ik mijn muziek weg omdat ik dan niet kan verdergaan met de groepen waarin ik nu speel. Ik heb ervoor gekozen om me toe te leggen op de muziek. Mijn collega-biologen uit andere landen reageren altijd heel enthousiast als ze horen dat ik met volksmuziek bezig ben.
Is er een raakvlak tussen natuur en folk?
In het buitenland zie je dat mensen die in de folk zitten ook van natuur houden en soms vegetariër zijn, maar toch denk ik dat het iets typisch voor Vlaanderen is. Je hebt hier de Jeugdbond voor Natuur en Milieu en daar is een traditie van volksdans en folkmuziek, er komen wel wat Vlaamse folkmuzikanten uit die hoek. Ik heb de indruk dat men het in het buitenland minder gek vindt dat je met volksmuziek bezig bent dan hier. Vroeger keek men in België heel raar en neerbuigend op als je zei dat je doedelzak speelde, al is daar nu ook een verandering in aan het komen.
Jij bent een enorm veelzijdig muzikant. Hoe heeft zich dat ontplooid? Met welke muziekstijlen ben je vertrouwd?
Ik ben begonnen met de Ierse muziek, zowel met de instrumentale als met de vocale. In de gezongen muziek werd ik vooral aangetrokken door muziek in het Gaelic. Dat klinkt geheimzinnig en dan let je meer op de klanken en de manier van zingen, dat boeide me meer dan Engelstalige muziek. De stap van Gaelic naar Bretoense en Welshe zang was klein.
In die tijd was Sacha van Loo een goeie vriend van me. We hoorden keelzang uit Siberië en waren er meteen door geboeid, we gingen naar concerten en spraken de muzikanten aan. Dat was de sprong van Keltisch Europa naar Siberië. Van daaruit kwamen we in contact met Mongoolse muziek en de specifieke stemtechnieken daarvan.
17 jaar geleden was ik ook geboeid geraakt door Bulgaarse muziek, waarin ook veel polyfonie zit.
Vrienden van me hadden muziek meegebracht uit Scandinavië. Op het eerste zicht lijkt die op de Keltische muziek, maar er zitten ook kwarttonen in en zo. Het klinkt daardoor ook wat Arabisch. Ik kwam erin contact met de Hardangerviool uit Noorwegen en leerde daar als autodidact op spelen.
Rond mijn 24e heb ik met Thomas Merckx Galicische gaita gaan leren in Brussel. Van daaruit ben ik me ook gaan interesseren in de Galicische zang. En panderetta (tamboerijn) vind ik ook heel boeiend. Daarom speel ik ook mee in A CONTRABANDA en spelen we op de Queimada’s bij Muziekpublique in Brussel. En van daar kom je dan snel bij muziek uit Asturië en andere Spaanse muziek.
Toen ik 18 was, was ik in de bibliotheek op zoek naar CD’s met Mongoolse muziek. Ik nam een CD vast waarop 4 mannen in een cirkel stonden te zingen. Ik was erg verrast, het klonk als Tuvaanse muziek, maar het kwam uit de bergen van Sardinië. Eén zanger zingt een tekst en de andere 3 geven in keelzang en polyfonie ritmische ondersteuning. 6 jaar geleden begon ik er weer naar te luisteren en begon ik me in de taal te verdiepen, een mengeling van Spaans, Italiaans en Latijn. Al lezende heb ik die taal geleerd en contact gezocht met zangers uit Sardinië. Die waren heel verrast dat ik hun taal en hun zangtechnieken kende. Ik ben er toen heel fel mee bezig geweest. Vroeger moest ik naar Sardinië om daar te kunnen zingen, dankzij Grain de la Voix weet ik nu dat er ook in Limburg nog Sardijnse zangers zijn, dat voelt heel bijzonder. Misschien groeit hier nog wel iets uit…
Naast Sardinië ligt Corsica, daar werken ze niet met speciale keelzang, maar het was toch ook een manier van zingen die me heel sterk aansprak.
Ik zou ook graag eens iets doen met Albanese muziek en met Georgische polyfonie, die lijkt wat op Corsicaanse polyfonie. Het zou tof zijn, zo’n project met Europese polyfonie van Zuidwest tot Zuidoost. Mocht Grain de la Voix dat willen doen…
Nog verbonden met de keelzang is Zuid-Afrikaanse muziek, in Tanzania bijvoorbeeld. Daar hebben ze ook een traditionele keelzang met boventonen. In Zuid-Afrika is keelzang typisch voor vrouwen, terwijl het op de meeste plaatsen typisch voor mannen is.
Jij ziet er zelf erg Zuiders uit. Heeft jouw interesse voor Zuiderse muziek met jouw wortels te maken?
Mijn overgrootvader was een Spanjaard uit Andalousië, de streek van de flamenco. Hij is met zijn broer elders het geluk gaan zoeken. Via Parijs kwam hij hier terecht en trouwde. Mijn grootmoeder heeft ook een erg Spaans uiterlijk. Het is vreemd, ik ben niet via mijn eigen wortels in de Zuiderse muziek gerold. Ik hou wel veel van flamenco, het is mooi om naar te luisteren, maar voor mij moeilijk om te vatten, ook al komt mijn familie daarvandaan. Misschien komt het omdat mijn Spaanse familie oorspronkelijk uit het Baskenland schijnt te komen…
Wat raakt jou zo in die keelzang?
Als je het de eerste keer hoort klinkt het heel mysterieus. Je ziet 1 persoon zingen maar hoort 2 of 3 klanken tegelijk. Ik ben verwonderd over die techniek. De controle die je moet hebben om daarmee melodieën te maken. Hetzelfde geldt voor de mondharp, daarmee kan je ook verschillende tonen tegelijk produceren. Of didgeridoo of natuurtrompetten… Misschien heeft het te maken met mijn fascinatie door natuurklanken.
Als je naar de radio luistert, raak je op den duur geïndoctrineerd door de waarden en normen die in de westerse cultuur heersen. Ik ben verrast en geboeid als ik plots iets heel anders hoor. Ik denk dat het vooral dat is dat me triggert.
Deze muziek geeft ook veel rijkdom bij het reizen. Je legt veel gemakkelijker contact met de mensen en maakt gemakkelijker vriendschappen dan wanneer je er puur als toerist komt. Ik reis de laatste tijd veel, dikwijls ook in verband met de muziek. Veel projecten zijn ook in het buitenland.
Als je als muzikant moet kiezen tussen het vocale en het instrumentale, waarvoor zou je dan kiezen?
Ik kan niet kiezen. Ik ben instrumentaal begonnen. Het vocale komt de laatste jaren meer naar voor. Moest ik ooit een ongeluk hebben en mijn vingers niet meer kunnen gebruiken, dan kan ik nog altijd zingen natuurlijk.
Zou jij je vervelen zonder al die afwisseling in wat je doet?
Muziek maken hangt voor mij heel sterk samen met sfeer. Moest ik maar in 1 groep spelen, dan zou dat voor mij geen probleem zijn, de andere instrumenten zou ik dan gewoon thuis spelen. Pipes of tin whistle zal ik niet vaak thuis voor mezelf spelen, dat is echt om op te treden of te jammen, het zijn dan ook luide instrumenten. Ik speel thuis of in het park graag instrumenten die ik minder onder de knie heb, maar waar ik gewoon rustig van word. Sommige instrumenten speel ik heel lang niet, tot ze toevallig weer van pas komen en dan neem ik ze weer op. Er zijn heel veel instrumentjes die zo’n mooie klank hebben.
Improviseer jij vaak?
In traditionele muziek wordt vaak geïmproviseerd. Bij GRIFF TRIO of bij OSUNA bijvoorbeeld gebeurt het geregeld dat we op het podium improviseren. Een aantal afspraken liggen vast en wat daarbinnen gebeurt, hangt af van de sfeer van dat moment. Improviseren is vaak een zoeken naar een bepaalde sfeer.
Met welke groepen en projecten ben je bezig?
Mijn eerste groep was KEUKOJOEN. Daarmee zijn we intussen gestopt omdat iedereen kinderen begon te krijgen en omdat we ver uit elkaar woonden. In die groep speelden en zongen Marijke Visterin, Mieke Evenepoel, Griet De Taeye, Sacha Van Loo, Maarten Decombel en ikzelf.
Met het GRIFF SEXTET hebben we net een nieuwe CD uit. Hier speel ik met Rémi Decker en Birgit Bornauw op allerhande doedelzakken en fluiten. Onze begeleidingsectie bestaat uit Benny Van Acker op contrabas, Jeroen Knapen op gitaar en Sara Salverius op chromatische accordeon. Jeroen en Sara hebben Maarten Decombel en Pascale Rubens vervangen die het te druk kregen met kinderen en andere projecten.
Ik speel ook in OSUNA, samen met Emre Gültekin. Dat is een hele goeie sazspeler. Hij is in België geboren, maar zijn vader komt uit Oost-Turkije, daar liggen de wortels van de Anatolische muziek, een mengeling van Turks en Koerdisch. Thomas Baeté speelt viola da gamba en middeleeuwse viool. Ik speel hier vooral Tuvaanse en Zuid-Siberische instrumenten en zing. We ontdekken daar dat heel veel muziek hetzelfde gevoel geeft. Tradities samen klinken goed, maar ook nieuwe composities op die instrumenten met als basis onze eigen culturele bagage zorgt voor mooie samenklanken.
En er is ook NADISUNA samen met Vladiswar Nadishana, een Siberische muzikant die nu in Berlijn woont en speelt op etnische en zelf uitgevonden instrumenten. Hier speel ik zoveel mogelijk van mijn instrumenten en hij de zijne. Dikwijls ligt de focus bij mij op pipes en bij hem op een soort Picassogitaar met veel aangebouwde elementen. Vladiswar komt in juni naar België en we zoeken nog plaatsen om op te treden.
NORTHERN LIGHTS is een Iers-Gaelic-Scandinavisch project. We zetten hier de Ierse muziek naast de Scandinavische. De meeste steden in Ierland zijn gesticht door Vikings, dus er kan uitwisseling geweest zijn. Je voelt dat sommige dingen in die 2 muziekstijlen heel goed samengaan en andere botsen. Hier speel ik naast pipes ook hardangerviool .
Er is A CONTRABANDA en daarmee samenhangend NEBOA waarmee we Gallicische zang doen. Bij WAÏRA breng ik samen met Jackie Janssens en jazzpercussionist Céderic Didier etnische muziek. Met deze groep doen we nogal wat schoolvoorstellingen om kinderen de ogen te openen voor andere muziek. Hopelijk krijgen de projecten MELANCHOLIA en MUNTAGNA NERA een vervolg. Het publiek reageert er alvast heel positief op. Ik denk dat het dat zowat is…
Is het interessanter om je toe te spitsen op vele projecten in plaats van op 1 groep?
Kunnen focussen op 1 of enkele projecten is tof als je dat kan doen, al hou ik ook wel van veel afwisseling. Hier in België kan het bijna niet anders. We hebben maar een paar folkclubs en folkfestivals, de podia om op te treden zijn dus beperkt. Als je ergens hebt opgetreden, dan vragen ze je niet zo gemakkelijk terug omdat ze de voorkeur geven aan nieuwe groepen. Folkbalmuziek is op dit moment populair en wordt veel geprogrammeerd, ook in culturele centra. Daardoor blijft er voor andere folkprojecten minder plek over. Veel groepen gaan of blijven balmuziek spelen omdat dat de meeste optredens oplevert.
Met GRIFF SEXTET hebben we dat probleem nu bijvoorbeeld ondervonden. We zochten plaatsen om onze nieuwe CD voor te stellen, maar zelfs een nieuwe CD is niet noodzakelijk een goed argument om ergens terug te kunnen gaan spelen. Op die manier maakt men de folkwereld kapot. Gelukkig worden we met GRIFF in het buitenland wel geapprecieerd. We gaan in Canada spelen, en misschien zelfs in China.
Vertel eens wat meer over de nieuwe CD van GRIFF.
De titel daarvan is The False Fly. Dat is de titel van een nummer uit de CD. Het is een tekst uit de Schotse traditie, maar je vindt dat nummer in Ierland, Canada, Engeland, zelfs tot in Scandinavië. Alleen in Ierland zingt men over een valse vlieg, een vuurvlieg, in plaats van over een valse ridder. Dit blijkt uiteindelijk een vermomde duivel. Hij probeert een kind de ziel te ontfrutselen door het moeilijke vragen te stellen, maar het kind kan overal op antwoorden. Uit woede ontvlamt de duivel dan. De foto op de hoes is die van een vuurwants. De tekening op die wants lijkt op de tekening van onze eerste CD. Daarmee is de cirkel rond. Verder staan er op deze CD veel eigen composities, meestal groeien die organisch tijdens de repetities. Er wordt ook meer op gezongen dan op de eerste CD van GRIFF. Mensen die de CD hoorden zeggen ons dat hij nog sterker klinkt dan de eerste CD, dat we verder zijn geëvolueerd.
Je spreekt over de 2e CD, maar is dit niet jullie 3e CD? Jullie brachten vorig jaar met GRIFF toch een CD uit met kerst-, nieuwjaars- en driekoningenliederen?
De nieuwe CD is de tweede met het sextet. De CD van vorig jaar is gemaakt met het GRIFF TRIO, dus enkel met de doedelzakspelers. In Sardinië worden in de kerstperiode doedelzakspelers ingehuurd om op straat te spelen. We hebben een programma met liederen van bij ons samengesteld en zijn er mee naar ginder getrokken. De mensen reageerden er heel enthousiast en vroegen naar een CD. Daarna hebben we dit materiaal opgenomen.
Boeit muziek van bij ons jou minder dan muziek van elders?
Tja, waarom word ik minder geboeid door de muziek van hier? Misschien ken ik er niet genoeg van of misschien klinkt het voor mij te evident. Je leert vanaf de kleuterschool muziek waar typische dingen van hier in zitten, misschien maakt dat het te evident.
We evolueren nu met het GRIFF-trio naar het werken met traditioneel Belgisch materiaal uit Wallonië en Vlaanderen. Het is niet evident om goede bronnen te vinden. Bij ons is de volksmuziek verworden tot eenvoudige meezingmuziek. Maar oorspronkelijk waren er ook veel verfijndere dingen. Denk maar aan een prachtig lied zoals Tjanne, of het hele epos van de Hertog Van Brunswijk met gigantisch veel strofes. Ik denk dat daarvan bij ons heel veel verloren is gegaan doorheen de tijd en dat is heel spijtig. Wat er van onze muziektraditie overblijft, waren volgens mij voor WOI al vaak versimpelde versies van grootse liederen van honderden jaren terug. Het zijn restanten van een traditie die erg verzwakt overkomt als je ze vergelijkt met andere streken. Als centrum van Europa hebben we steeds veel invloeden van elders te verwerken gehad. Vaak zijn de meest sterke en bijzonder klinkende traditionele muziektradities bewaard in afgelegen geïsoleerde gebieden, eilanden en bergstreken. In andere streken heb je de populaire volkmuziek, maar daarnaast ook een verfijndere vorm daarvan, dikwijls is dat hofmuziek of specialistenmuziek, gebracht door goed opgeleide, traditionele muzikanten. Bij ons evolueerde dit laatste waarschijnlijk tot de klassieke muziek. Door dit alles is de volksmuziek bij ons meer verwaarloosd achtergebleven dan elders. Al wil ik er wel bij zeggen dat onze huidige generatie folkmuzikanten wel goed opgeleid is.
Een tijd geleden was er CHANGER!, een project waarin folk en kleinkunst elkaar ontmoetten. De kleinkunstenaars brachten er vooral de nogal jolige en kitscherische hoempapa-versie van folk. Samen met Maarten Decombel bracht ik iets dat we mooi tweestemmig hadden uitgewerkt. We kregen er veel complimenten voor dat het zo ook kon. En dan denk ik: “Verdorie, dat zou toch logisch moeten zijn, wij willen onze traditionele muziek toch ook op een zo mooi mogelijke manier brengen.”
Met GRIFF TRIO hadden we overlaatst een mooi hedendaags gedicht op muziek gezet. Uit enthousiasme mailde ik de dichter en vertelde hem dat we de tekst hier en daar wat hadden moeten aanpassen om het in de melodie te laten klinken. We kregen een koele brief terug van een uitgeverij over auteursrechten en met de waarschuwing dat er niets aan de tekst veranderd mocht worden. We konden het niet betalen en hebben het dan maar in de kast gestoken. Maar het is wel heel spijtig dat het er zo aan toe gaat voor groepen die kwalitatieve muziek willen brengen.
Mag traditionele muziek gemengd worden met andere stijlen?
Natuurlijk, dat is net het boeiende. De bagage die ik heb wil ik op een waardige manier in andere settings zetten. Ik wil iets moois laten horen waarbij het ene in combinatie met het andere een muzikale meerwaarde geeft aan het geheel.
MUNTAGNA NERA – GRAIN DE LA VOIX:
8 april 2011 – CC De Werf Aalst
9 april 2011 – De Roma Antwerpen
16 april 2011: CC Mechelen
21 april 2011: C-Mine Genk
22 april 2011 30CC Leuven
Foto: Lieve Bossauw